HOOFDSTUK VIII.

UITSPANNING

§ V. — Spelen in open lucht.

1. Op de uren van les en studie volgt de uitspanning, de « recreatie ». Gelukkig zij, die van de « recreatie » een opgewekt, goed en ruim gebruik maken! Gelukkig zij, die in dat vroolijk uurtje hun longen en beenen niet sparen, hun spieren oefenen ! dat maakt den geest helder, verdrijft alle « muizenissen », verruimt de borst, staalt heel het lichaam. Een deugdelijke opvoeding van 't lichaam is voor ieder jongeling hoog van-noode. « Zonder een sterk gestel », zegt « Mgr Dupanloup », is de meest begaafde en werkzaamste mensch tot onmacht gedoemd. Een speelbal van allerlei ziekten, stuit hij in zijn loopbaan ieder oogenblik op hindernissen. Letteren, wetenschappen, kunsten, ja, de nederigste beroepen worden slechts door dengene, die op een goede gezondheid mag roemen. met vrucht beoefend.

Welnu, de « phyzieke » opvoeding heeft ten doel, die zoo kostbare gezondheid te versterken of te herstellen. »

2. In onze colleges en andere opvoedingsgestichten vindt men zekere spelen, die, bij uitstek geliefd, van 't eene jeugdig geslacht op het ander overgaan en niets van hun aantrekkelijkheid verliezen. Elk jaar ziet men ze even regelmatig als de vier getijden terugkeeren. Die spelen, — noemen we, bijvoorbeeld, « krijgertje-spelen » (jeu de barre), — zijn voor de ontwikkeling des lichaams in hooge mate bevorderlijk ; zij eischen « allerlei bewegingen », en 't « loopen » speelt daarbij vaak een hoofdrol. Niet ιιn leerling zou gedurende het ontspanningsuur zich van die spelen mogen onthouden.

3. Men heeft tegenwoordig bijzondere terreinen, vlak en zeer uitgestrekt, voor allerlei « sport » geschikt « football, lawn-tennis, cricket », enz., meestal spelen van Engelschen oorsprong.

Op de « speelplaats » van een gesticht, en in de gewone ontspanningsuren, zijn die spelen minder practisch ; maar overigens bevorderen zij niet slechts de phyzieke ontwikkeling van den jongeling, maar vormen ook zijn karakter. Immers, ze eischen zekere tucht, individueele samenwerking tot een gemeenschappelijke handeling, gehoorzaamheid aan een aanvoerder, wiens meerderheid onder phyziek en moreel oogpunt zijnen makkers gebleken is.

4. Vele jongelieden zijn hartstochtelijk aan alles, wat « sport » is, verslaafd. Hen ziende en hoorende, zou men waarlijk gaan meenen, dat 's menschen bestaan geen edeler doel heeft dan 't maken van « goals » bij « footballspel... » Wat 'n dwaasheid ! wat 'n kinder achtige levensopvatting !... De « hartstocht » voor « sport » vuurt den « trots der physieke kracht » aan, vermindert den smaak voor studie en alle ernstige bezigheid, maakt de behoefte aan verstrooiing steeds grooter. En wat is 't leven van zulk een « sportman » klein, niettig — vergeleken bij 't leven van hem die zich den tijd tot lezen, luisteren, overwegen gunt!

5. Edoch, wie zich « met mate » op die spelen en sportoefeningen toelegt, handelt als een wijze. Laat ons hier het groote sportfeest in herinnering brengen, den 8 October 1905 op 't Vaticaan in tegenwoordigheid van Z. H. Pius X en van een groot aantal kardinalen en prelaten gegeven. In zijne aanspraak tot de « turners » sprak de Paus o. a. deze veelbeteekenende woorden « Ik bewonder en zegen van ganscher harte uw tijdverdrijf en uwe spelen... want de oefeningen des lichaams zijn van wonderbaren invloed op die van de ziel. Door de inspanning, die zij van u vorderen, zullen de vermaken, waaraan gij u overgeeft, u van den lediggang, oorsprong van alle ondeugden, verwijderd houden. En dan — uw vriendschappelijke wedstrijden moeten voor u het zinnebeeld zijn van dan wedijver, dien gij moet toonen waar 't geldt de beoefening der deugd ».


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT