HOOFDSTUK VIII.

UITSPANNING

§ III. — Wandelen.

Voor personen die een zittend leven hebben, is 't raadzaam, dikwijls de zuivere en sterkende lucht van bosch en veld te gaan inademen. De wandeling zal hun daartoe gelegenheid bieden, hun lichaam nieuwe kracht en lenigheid schenken. Maar ook hier moeten wij zekere beleefdheidsvormen in-acht-nemen.

1. Als men met tweeλn is, gaat de voornaamste van de twee aan den rechterkant. Maar wandelt men bijvoorbeeld in eene dreef, aan welker einde men terugkeert, om dan weκr opnieuw te beginnen en zoo voort te gaan, dan blijve ieder aan denzelfden kant van de dreef. Bijwijlen kan, uit hoofde van de plaats, waar men zich bevindt, de linkerkant de gemakkelijkste zijn; in dit geval laat men den linkerkant aan den voornaamsten persoon, en ga zelfs rechts.

2. Wandelt men met drieλn, dan gaat de voornaamste persoon in 't midden. Hij, die den tweeden rang bekleedt, plaatst zich aan zijn rechter-, den overblijvende aan zijn linkerhand.

3. Als de weg hier-en-daar bijzonder moeilijk is, zal een beleefd mensch niet nalaten aan een dame, een grijsaard, een kind de hand te reiken.

4. Gaat ge met iemand wandelen, toon u dan zeer dienstvaardig, maar niet opdringend, en doe wat in uw vermogen staat om den anderen de wandeling te veraangenamen. Wat we reeds onder « Betrekkingen » gezegd hebben, is ook hier grootendeels toepasselijk.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT