HOOFDSTUK V.

BETREKKINGEN

§ IX. — Op straat.

1. Gaat ge σf met vader σf met moeder allιιn uit, houd u dan aan zijn of haar linkerzijde. Vergezelt ge daarentegen ιn vader ιn moeder. Laat dan moeder in 't midden gaan en blijf aan haar linkerhand.

Aan een ouderen broeder of aan eene zuster laat men gewoonlijk de eereplaats (den rechterkant).

Daar op straat de kant, waar de huizen staan, de gemakkelijkste is, laat men dien over aan de personen, welke men eeren wil.

In een rijtuig is de eereplaats op de achterste bank, rechts.

2. 't Is niet wellevend, zich om te keeren of te blijven staan, om iemand aan te staren, te zien of hij groet. Wilt ge, dat men u voor een ernstig en beschaafd jongmensch houde, kijk dan, al gaande, niet onophoudelijk rechts en links.

3. Let erop, hoe ge uw regenscherm houdt, hetzij open, hetzij gesloten, anders zoudt ge lichtelijk iemand hinderen, of zelfs kwetsen. De punt van een wandelstok, dien men bij voorbeeld onder den arm draagt, kan σσk gevaarlijk worden... Al hebt ge nog zooveel haast, nimmer moogt ge de menschen, die gij ontmoet, uit den weg duwen of met den elleboog stooten. Hebt ge dit laatste onwillekeurig gedaan, verontschuldig u dan.

4. Hebt ge een politieagent of een ander persoon naar den weg gevraagd, of de een of andere inlichting van hen ontvangen, neem dan uw hoed af en zeg een woord van dank.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT