HOOFDSTUK V.

BETREKKINGEN

§ XI. — Toevallige betrekkingen.

l. Vele personen zullen een bank-, post- of spoorwegbureel binnentreden, zich tot de bedienden wenden en weκr heengaan, zonder een zweempje beleefdheid aan den dag te leggen. Zij, die zoo handelen, moeten al heel trotsch of laatdunkend zijn, althans eene gebrekkige opvoeding ontvangen te hebben.

Wθlopgevoede personen groeten steeds als zij ergens binnentreden, en bedienen zich van hoofsche uitdrukkingen : « Mijnheer, zoudt ge zoo goed willen zijn, mij te zeggen », — « mij dit of dat te geven », enz. Hebben zij de begeerde inlichting of 't gevraagde voorwerp ontvangen, dan betuigen zij hun dank, en groeten nog eens bij 't weggaan. Wees overtuigd, dat zulke beleefde menschen zelden of nooit over lastige, onhebbelijke bedienden te klagen hebben.

2. Bij 't binnentreden van een winkel moet gij u aan de volgende regels houden :

Neem uw hoed af en houd hem in de hand, — maar dit geld niet voor de z. g. bazars, waar 't gewoonlijk zeer druk is. — Is er niemand in den winkel, begin dan niet luidkeels te roepen, maar klop bescheiden op de toonbank. — Groet den persoon, die voorkomt, en zeg beleefd, wat gij noodig hebt : « Mijnheer, ( mevrouw, juffrouw), ik zou gaarne dit of dat hebben ». — « Wilt ge zoo goed zijn, mij dit of dat te laten zien? » enz. — Heeft de winkelier of winkelierster veel last met u, verontschuldig u dan. — Iets afkeuren, omdat het niet bevalt, of om 't goedkooper te krijgen, is kleingeestig en onbetamelijk. Slechts dan, als men werkelijk te veel voor iets vraagt, mag aanmerking op den prijs gemaakt worden In winkels, waar men « gewoon » is, te overvragen, mag de klant onder dat oogpunt iet-wat vrijer te-werk-gaan.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT