HOOFDSTUK IV.

DE MAALTIJDEN

§ VIII. — Het einde van den maaltijd.

1. Als er een « toast » wordt uitgebracht, luistere men aandachtig naar den redenaar en vermijde alles, wat de opmerkzaamheid der andere gasten zou kunnen afleiden. Wordt gij uitgenoodigd op iemand een heildronk uit te brengen, vermijd dan gezochtheid en langdradigheid. maar wees beschaafd in uw uitdrukkingen.

2. Bij sommige staatsiediners worden de gasten bij 't eind van den maaltijd vingerdoekjes en half met lauw water gevulde glazen kommetjes aangeboden ; men wascht zich daarin de toppen der vingers, en droogt ze af aan 't doekje.

3. Een christen mag niet nalaten, na den maaltijd den Gever van alle goed voor zijn weldaden te danken. Verricht die korte dankzegging op eenvoudige, ongezochte wijze, maar zonder menschelijk opzicht.

4. Bij familiediners en andere maaltijden, waarbij de wellevendheidsvormen (de ιtiquette, zegt de Franschman) minder streng in acht worden genomen, neemt men de koffie zonder van tafel op te staan. Na de koffie legt men 't servet behoorlijk op tafel (ongevouwen), maar niet vσσr dat de gastheer of gastvrouw het voorbeeld geeft. Als men opstaat van tafel laat men zijn stoel op de plaats, waar hij zich bevindt.

Bij groote diners gaat men de koffie in den salon gebruiken. De gastvrouw of gastheer geven daartoe het teeken. Alle gasten staan dan op en begeven zich naar den salon, waar de koffie gereed staat. Drinkt ge koffie, neem dan suiker met de tang ; doet ge het met de vingers, werpt dan nooit de stukjes suiker, die ge hebt aangeraakt, terug in de vaas. Blaas niet over de koffie, als ze te warm is. Bij 't drinken houdt men steeds het schoteltje in de linkerhand ; de koffielepel wordt op het schoteltje, niet in de tas gelegd.

Kinderen mogen den voet niet zetten in de « rook-kamer » waar de heeren soms na de koffie bijeenkomen.

5. Sta niet te driftig en ook niet met ontevreden gelaat van tafel op.

De welvoegelijkheid eischt. — tenzij men ernstige, dringende redenen heeft om zich te verwijderen, — dat men na afloop van den maaltijd minstens nog een uur in den salon blijve. Is men genoodzaakt, vroeger heen te gaan, dan doe men het zoo ongemerkt mogelijk, maar niet zonder afscheid van de gastvrouw en den gastheer genomen te hebben.

Binnen de acht dagen, die op 't diner volgen, behoort men hun, als 't eenigszins kan, een bezoek te brengen. De Franschen noemen dat bezoek « visite de digestion » ; de letterlijke vertaling daarvan : laquo; verteringsbezoek » ! klinkt den Vlaming en den Nederlander 'n beetje zonderling in 't oor...


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT