HOOFDSTUK III.

DE OPSCHIK

§ III. — Handschoenen en hoed.

1. Tot een nette, deftige kleeding behooren handschoenen. Ze zijn een voorbehoedmiddel tegen de guurheid van 't weder, houden de handen zindelijk en worden door 't gebruik voorgeschreven.

De bewering, dat handschoenen niet meer in de mode zijn, is valsch.

Wie slechts ιιn handschoen aantrekt en met de bloote hand den anderen zwaait, mag geen aanspraak op keurige opvoeding en fijne beschaving maken.

De kleur der handschoenen kan en moet natuurlijk verschillen volgens de omstandigheden. In 't algemeen zijn halfdonkere tinten of zelfs donkere kleuren verkieselijk.

Draag zorg, steeds handschoenen bij u te hebben : een onvoorzien bezoek kan ze onmisbaar maken.

2. Ook de hoed speelt een gewichtige rol in de samenleving. Draag hem zooals 't behoort ; zet hem niet op ιιn oor, of achterover.

Om iemand te groeten, neemt men den hoed met de rechterhand af en brengt hem met tamelijk breed gebaar ter zijde, niet te laag, niet tegen heup of dij. Als de beleefdheid voorschrijft, met ongedekt hoofd te blijven staan, kan men den hoed vσσr de borst houden.

Op vijf of zes schreden afstands van den persoon, dien men groeten wil, neemt men den hoed af ; de binnenzijde late men niet zien.

Is men, gezeten zijnde, verplicht, blootshoofds te blijven, dan houde men den hoed op de knieλn, tenzij men gelegenheid heeft, hem op de plaats, daarvoor bestemd, op te hangen of neκr te leggen.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT