HOOFDSTUK II.

HET LICHAAM

§ VIII. — Handen, vingers en nagels.

1. Aan de zindelijkheid der handen herkent men een beschaafd, wθlopgevoed mensch. Wasch ze telkens en met zorg, als gij ze hebt vuil gemaakt

Een schrijver zegt niet ten onrechte « Een verzorgde hand doet mij steeds aan ingeboren kieschheid en aan een zorgvuldige opvoeding denken. Ik weet niet, waarom ; maar 't komt mij voor, dat tusschen die twee dingen eenig verband bestaat. »

Kinderen raken gaarne met de hand aan kleeren of voorwerpen, die hun bevallen : Hebt gij, jonge lezer, die leelijke gewoonte aangenomen, laat ze dan, wat ik u bidde, onmiddellijk varen!

Zekere jongelingen zijn onverdragelijk als ze tot u spreken : zij wrijven zich de handen, slaan met de vlakkehand tegen hun dij, ballen de vuist, grijpen u bij den arm of zelfs bij den kraag !... Een wθlopgevoed jongeling zal die onhebbelijke aanwendsels vermijden.

2. 't Is niet geoorloofd, van verre of van nabij den persoon, van wien men spreekt, met den vinger aan te wijzen, nu eens aan dezen, dan weκr aan genen vinger te trekken, de vingers te laten kraken of ze in grilligspelende beweging te houden.

3. Men moet de nagels zorgvuldig onderhouden en ze op tijd knippen ; maar zulks in iemands tegenwoordigheid te doen, is een grove onbeleefdheid. Men bedient zich van een schaartje, en niet van een zakmes. Dat men in geen geval de nagels mag afbijten, behoeft wel niet gezegd.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT