BESLUIT

———

In dit « Handboekje der Wellevendheid » heeft men u gezegd, wat gij hebt te doen, en wat gij hebt te laten, om u steeds en overal naar de reglen der christelijke liefde te gedragen en de aangenomen beleefdheidsvormen in acht te nemen.

« La Bruyθre » zegt niet ten onrechte, dat « beleefde manieren 's menschen verdiensten in 't licht stellen en behagelijk maken » ; maar... dat « slechts hij, die uitstekende hoedanigheden bezit, steeds en overal beleefd kan zijn... »

Een paar voorbeelden

Veronderstellen we een jong soldaat, met, voor de wetenschap, meer dan gewonen aanleg. Hij legt schitterende examens af, klimt hooger in graad. Maar — weet hij zich niet goed voor te doen, laten zijne manieren te wenschen over : geen toekomst voor den begaafden jonkman, hoe ijverig hij ook zijn plicht betrachte ! Mangel aan hoofdschheid haalt hem vijanden op den hals, stremt, helaas! zijne loopbaan.

Een jonkman, die als musicus talent bezit, zal, al is hij ook van geringe afkomst, in vele salons een welkome gast zijn. Maar hoe lang zal dit duren, als hij terugstootende manieren heeft, zich niet om de regelen der gewone beleefdheid bekreunt?...

Ziehier een vroom en verstandig jongeling. Hij wil priester worden; deugd en wetenschap geven hem recht tot dat verlangen, zoo heilig en hoog. — Eenmaal dat groote doel bereikt, komt hij iederen dag in aanraking met personen van deftigen en van zeer deftigen stand. Arme jonge priester, als hij niet wellevend genoeg is, — door boersche manieren aanstoot geeft! Zal in dit geval zijn ijver niet zeer dikwijls vruchteloos blijven?

Gene wil advokaat worden. Hij maakt heerlijke studiλn, promoveert met de grootste onderscheiding. Is hij beleefd en voorkomend, dan wacht hem misschien een schitterende toekomst: maar als hij, trots zijn geleerd-heid, een « boer », een onhebbelijk persoon is?...

Leg u dus met de borst toe op de edele kunst, wellevend te zijn. Maar « uiterlijke », wellevendheid is niet voldoende. Uw « hart » moet doordrongen zijn van die welwillendheid, van die liefde, van dien eerbied voor den evenmensch, van die gevoelens, waarvan beleefde manieren de levende uitdrukking zijn... En sluiten wij hier met eens vermaning, door Kamerijk's doorluchtigen aartsbisschop, den edelen, beminnelijken « Fιnelon » tot zijn koninklijken leerling, den hertog van Bourgogne, gericht :

« Wees vooral op uwe hoede tegen uw « humeur ». Het boezemt kinderachtige neigingen, kinderachtigen afkeer in, en doet zoo den gewichtigsten belangen af breuk. in zaken van allerhoogst gewicht zal het de beslissing van de nietigste beweegreden afhankelijk maken: het verduistert alle talenten, ontneemt u den moed, maakt den mensch wispelturig, zwak, laf, onverdragelijk. Wees op uw hoede tegen den vijand!... « Vrees God ! Die vreeze is de grootste schat van 's menschen hart; met haar zult gij wijsheid erlangen, rechtvaardigheid, vrede, blijdschap, rein geneucht, ware vrijheid, zoeten overvloed en vlekkelooze eere ».



———

Geloofd zij Jesus-Christus!






===========







                       NIHIL OBSTAT
    Brugis, 22 Septembris 1911.
                             H. Lahousse, can. libr. cens.




                                              IMPRIMATEUR
                           Brugis, 22 Septembris 1911.
                                                    H. Vanden Berghe, vic gen.


———

WELLEVENDHEID
Een handboekje voor de christen jeugd

INTRODUCTIE

———————————————————

TITELBLAD

INHOUDSTAFEL :

TER INLEIDING, door Cζsar Gezelle

HOOFDSTUK I. — De Wellevendheid
I. — Wat zij is
II. — Haar gewicht
III. — Haar voorwerp
IV. — Het karakter

HOOFDSTUK II. — Het Lichaam
I. — Gang en houding
II. — Hoofd, ooren en haar
III. — Aangezicht en voorhoofd
IV. — Wangen en neus
V. — De oogen en de blik
VI. — Mond, lippen, tanden en tong
VII. — Rug, schouders en armen
VIII. — Handen, vingers en nagels
IX. — Beenen en voeten

HOOFDSTUK III. — De Opschik
I. — Opstaan en slapengaan
II. — Hoe men zich moet kleeden
III. — Handschoenen en hoed

HOOFDSTUK IV. — De Maaltijden
I. — Het voedsel
II. — Vσσr den maaltijd
III. — Bediening en tafelgereedschap
IV. — Houding aan tafel
V. — Verschillende wenken
VI. — Soep en tafeldrank
VII. — Hoe men eet
VIII. — Het einde van den maaltijd

HOOFDSTUK V. — Betrekkingen
I. — Onze plichten
II. — In de kerk
III. — Het huis waar men zijne opvoeding ontvangt
IV. — Bezoeken
V. — Bezoeken die men aflegt
VI. — Bezoeken die men ontvangt
VII. — Visietkaarten
VIII. — Groet; handdruk
IX. — Op straat
X. — Op reis
XI. — Toevallige betrekkingen
XII. — Leenen en ontleenen

HOOFDSTUK VI. — Gesprekken
I. — Stem en uitspraak
II. — Sierlijke taal
III. — De kunst, een gesprek te voeren
IV. — De kunst, te luisteren
V. — Iemand in de rede vallen; antwoorden
VI. — Wat uit zedelijk oogpunt betaamt
VII. — Ons gedrag jegens den naaste
VIII. — Babbelaars
IX. — Het « ik »
X. — Lofuitingen

HOOFDSTUK VII. — Briefwisseling
I. — Vorm onder letterkundig oogpunt
II. — De uitwendige vorm
III. — Opschrift en adres
IV. — Het slot van den brief
V. — Postzegel en verzending
VI. — Kleine briefjes

HOOFDSTUK VIII. — Uitspanning
I. — Lezen
II. — Muziek
III. — Wandelen
IV. — Spelen binnenhuis
V. — Spelen in de open lucht

BESLUIT